Dit is een gereviseerde versie van “Oxytocine en Lego Technic” gepubliceerd op 22-6-2017.
Oxytocine maakt je gelukkig. Het staat in koppen in kranten en websites. Als je een baby knuffelt, wordt oxytocine aangemaakt. Oxytocine schenkt vertrouwen. Oxytocine bevordert sociale interacties. Oxytocine speelt een centrale rol bij moederbinding, vriendschappen, romantische interacties, seks. Oxytocine is het knuffelhormoon, het liefdeshormoon. Oxytocine maakt monogaam. En het werkt bij autisme, angststoornissen en schizofrenie door sociale interacties te bevorderen.
Hoe werkt oxytocine?
Indrukwekkend, maar te mooi om waar te zijn. Hoe werkt oxytocine? Oxytocine komt voor bij alle gewervelde dieren en speelt een rol bij de voortplanting en paargedrag. De oxytocine-neuronen in de hypothalamus die daarvoor zorgen, zijn ook bij de mens aanwezig. Via die neuronen wordt oxytocine in de bloedbaan afgescheiden. Dat zorgt voor het samentrekken van de baarmoeder na de bevalling en bij de toeschietreflex bij borstvoeding. Via dezelfde neuronen wordt oxytocine in het hersenvocht rondom de hersenen en in de hersenholtes (hersenventrikels) afgescheiden. Dat beïnvloedt gedrag dat voor voortplanting nodig is. Die rol speelt het ook bij primitieve gewervelde dieren die heel kleine hersenen hebben, zoals vissen en amfibieën.
In de loop van de evolutie zijn bij zoogdieren ook andere neuronen ontstaan, het meest uitgebreid bij de mens. Die neuronen hebben hun oorsprong ook in de hypothalamus en zij hebben uitlopers naar vele hersendelen, bijvoorbeeld naar de amygdala die een belangrijke rol speelt bij emoties, en naar de frontale cortex die een belangrijke rol speelt bij sociaal gedrag. Dus oxytocine speelt bij de mens een rol bij gedrag nodig voor voortplanting, net als bij primitieve gewervelde dieren, en bovendien bij veel complexer gedrag dat bij primitieve dieren niet voorkomt. Bij complex gedrag spelen honderden stofjes en tientallen hersendelen een rol. Daarom kan je complex gedrag nooit aan één stofje koppelen, elk bij dat gedrag betrokken stofje speelt slechts een kleine rol. Anders gezegd: complex gedrag kan alleen verklaard worden door het ingewikkelde samenspel van honderden stofjes.
Dus één bepaald hormoon kan niet voor knuffelen zorgen, of voor gelukkig worden of voor moederbinding of voor sociale interacties. Dat zou de hemel op aarde brengen: nog even onderzoeken hoe we bij iedereen de oxytocine kunnen stimuleren en klaar. Hoe komen die mooie eigenschappen dan in het nieuws? Wetenschappers hebben dat toch aangetoond? Nou, wetenschappers hebben aangetoond dat oxytocine onder bepaalde omstandigheden een kleine rol speelt bij die eigenschappen. Wat dat betekent leg ik uit aan de hand van een metafoor.
Oxytocine is een 8je
Mijn kleinkinderen spelen met Lego Technic (mijn zoon van 40 ook trouwens). Stel je een Lego-auto voor met een geavanceerd stuursysteem. Behalve allerlei ingewikkelde nieuwe stukjes zitten in dat stuursysteem nog steeds de ouderwetse, langwerpige stukjes Lego met acht knopjes, zeg de ‘8jes’. Als je die verwijdert, dan stuurt die auto niet zo best meer. Dus die 8jes zijn de stuurstukjes! De stoel van de coureur in de auto staat op vier stukjes Lego, waaronder één 8je. Na verwijderen van het 8je zakt de stoel een beetje scheef en zit de coureur niet zo lekker meer. Dus het 8je is het zitstukje! Zijn de 8jes nou stuurstukjes of zitstukjes? Iedereen begrijpt dat dit een onzinvraag is. Oxytocine het knuffelhormoon noemen is net zulke onzin. Want een hormoon is een molecuul en dat is in het menselijk lichaam net zo iets als een 8je in een auto van Lego Technic. Het is een noodzakelijk onderdeel in allerlei functies, maar het is niet HET onderdeel voor het uitoefenen van die functies.
Toedienen van oxytocine
Ook al is die rol van oxytocine bij gedrag klein, valt dat gedrag misschien toch te beïnvloeden door oxytocine toe te dienen? Kunnen we daarmee mensen gelukkiger maken, minder agressief, socialer? Inderdaad kan oxytocine bijvoorbeeld agressie tegenover anderen verminderen. Maar het blijkt dat dat geldt voor mensen uit de eigen sociale groep, maar het versterkt agressie juist tegenover mensen die niet tot de eigen sociale groep behoren. Dus het effect van oxytocine hangt af van de omstandigheden.
Ook is oxytocine uitgebreid onderzocht bij mensen met autisme, angststoornissen en schizofrenie. Soms wordt in een onderzoek een effect gevonden, maar de omvang van dat effect is zo klein dat het van weinig betekenis is. En bovendien zijn bijna al die onderzoeken herhaald zonder enig effect te vinden. Dat is ook niet zo vreemd, want oxytocine wordt via een neusspray toegediend. De vraag is of op die manier wel voldoende oxytocine in de hersenen terecht komt. En het komt in ieder geval niet in de hersendelen terecht waar complex gedrag gestuurd wordt, zoals in de amygdala of frontale cortex.
Oxytocine bij autisme?
Dus we kunnen behandeling met oxytocine beter vergeten? Nee, dat wil ik niet beweren. Het is best mogelijk dat oxytocine een rol speelt bij bijvoorbeeld autisme en dat na nauwgezet en gedetailleerd onderzoek blijkt dat in sommige gevallen sleutelen aan oxytocine op bepaalde momenten positief uitpakt. Om de metafoor weer op te pakken: dan moet je wel eerst precies weten waar het 8je verkeerd zit en hoe je het precies alleen op die plaats op de goede manier kunt rechtzetten. En daar zijn we nog heel ver van verwijderd als het om oxytocine en autisme gaat, als het al mogelijk is.
Stoffen in reclames
De moraal van het verhaal is: een molecuul in ons lichaam is nooit alleen verantwoordelijk voor complex gedrag. Dat geldt niet alleen voor oxytocine, maar voor alle moleculen. In reclames worden vaak effecten van één stof op de gezondheid voorgespiegeld – een voedingsstof, een hormoon, een vitamine. Die ene stof zal nooit helpen voor jouw gezondheidsprobleem, tenzij net toevallig dat ene stofje bij jou ontbreekt of te weinig aanwezig is. Maar dat zou ik dan maar eerst door een arts laten nakijken, want je hebt dan een heel specifieke en zeldzame medische afwijking of ziekte.
Bronnen
Jirikowski GF (2019): Diversity of central oxytocinergic projectionsCell Tissue Res 375:41–48.
Hurlemann R, Grinevich V (eds.) (2018): Behavioral Pharmacology of Neuropeptides: Oxytocin. Springer International Publishing. ISBN 978-3-319-63739-6
Chini B, Verhage M, Grinevich V (2017): The Action Radius of Oxytocin Release in the Mammalian CNS: From Single Vesicles to Behavior. Trends in Pharmacological Sciences 38:982–991.
Grinevich V, Knobloch-Bollmann HS, Eliava M, Busnelli M, Chini B (2016): Assembling the Puzzle: Pathways of Oxytocin Signaling in the Brain. Biological Psychiatry 79:155–164.
Lane A, Luminet O, Nave G, Mikolajczak M (2016): Is there a Publication Bias in Behavioural Intranasal Oxytocin Research on Humans? Opening the File Drawer of One Laboratory. Journal of Neuroendocrinology 28. DOI: 10.1111/jne.12384.
Guastella AJ, Hickie IB (2016): Oxytocin Treatment, Circuitry, and Autism: A Critical Review of the Literature Placing Oxytocin Into the Autism Context. Biol Psychiatry 79:234–42.
Shen H (2015): Neuroscience: The hard science of oxytocin. Nature 522:410–2.
Nave G, Camerer C, McCullough M (2015): Does Oxytocin Increase Trust in Humans? A Critical Review of Research. Perspect Psychol Sci 10:772–89.
Knobloch HS, Grinevich V (2014): Evolution of oxytocin pathways in the brain of vertebrates. Front Behav Neurosci 8. DOI: 10.3389/fnbeh.2014.00031
Shalvi S, De Dreu CK (2014): Oxytocin promotes group-serving dishonesty. Proc Natl Acad Sci U S A 111:5503–7.
Quattrocki E, Friston K (2014): Autism, oxytocin and interoception. Neurosci Biobehav Rev 47:410–30.
Guzman YF, Tronson NC, Jovasevic V, Sato K, Guedea AL, Mizukami H, et al. (2013): Fear-enhancing effects of septal oxytocin receptors. Nat Neurosci 16:1185–7.
Ioannidis JPA (2013): Implausible results in human nutrition research. BMJ 347:f6698.
Churchland PS, Winkielman P (2012): Modulating social behavior with oxytocin: how does it work? What does it mean? Horm Behav 61:392–9.
6 Comments on “Oxytocine, het knuffelhormoon en Lego Technic”
Zoals gewoonlijk Peter, wetenschappelijk reuze interessant en dan ook nog kort en toegankelijk geschreven. Chapeau bas. Je illustreert en passant waarom onderzoek haast onvermijdelijk steeds lastiger/complexer zal worden, omdat op veel onderwerpen het laaghangend fruit wel is geplukt. Dat zal ook verder uitdijende onderzoekgroepen tot gevolg hebben.
Mooi weergegeven, maar ik mis een aspect. Dat oxytocine wordt vrijgemaakt tijdens de baring, tijdens het zogen en tijdens het vrijen (ook in de hersenen en niet alleen in het bloed) behoeft niet te betekenen dat het bij deze fysiologische processen zelf een rol speelt. Het kan deze gedraging ook verbinden aan een primitieve vorm van gedrag (een emotie), nl. hechting aan kroost en partner. Ik zou willen voorstellen dat oxytocine een rol speelt bij het aangaan van emotionele hechting aan belangrijke anderen. Om dit voldoende te imiteren zou oxytocine moeten worden toegediend (intranasaal) tijdens gedragingen waarbij zinvolle hechting aan personen kan optreden. Dus niet een hormoon om knuffelen te bevorderen, maar een middel om knuffelen een beetje effectiever te laten zijn. Het lijkt mij zinvol om dit wat beter uit te zoeken (bijv. in een ”proof of concept”-studie, maar misschien bestaat die al lang).
Interessante theorie over hechting, die ook in de literatuur wordt geopperd, maar direct bewijs is er inderdaad niet voor zover ik weet. En misschien komen emotionele verbindingen wel heel anders tot stand dan we denken (zie Lisa Feldman Barrett How Emotions Are Made; The Secret Life of the Brain, 2017). De laatste jaren wordt steeds duidelijker dat de hersenen geheel anders werken dan we denken en dachten. Wordt vervolgd! Zie bijvoorbeeld Feldman, R. (2015). ”The adaptive human parental brain: implications for children’s social development.” Trends in Neurosciences 38(6): 387-399.
Wat ontzettend leuk dat iemand na zijn pensioen op deze manier zijn kennis wil (blijven) delen! Chapeau.
Weer een mooi verhaal met dit keer wel een heel belangrijke boodschap: farmaca en dus ook psychofarmaca hebben geen effect op zich en het effect is altijd afhankelijk van de interactie tussen het farmacon in het organisme (degene die het gebruikt) en de context waarin deze persoon en het gebruik plaatsvindt. In dat verband is het misschien toch goed om te wijzen op de mogelijk gustige effecten van oxytocine als toevoeging aan psychotherapie bijvoorbeeld bij de behandeling van PTSS. Tenslotte is het misschien aardig om ons te realiseren dat ecstsygebruik ook leidt tot een forse uitstoot van oxytocine en dat de eerste studies van het gebruik van ecstacy als adjuvand bij psychotherapie van patienten met PTSS voorzichtig gunstige effecten laten zien. Dus geen wondermiddel, maar indien toegepast bij de juiste persoon (eventueel met bepaalde klachten) en in de juiste context (psychotherapie) toch een nuttige aanvulling. VG Wim van den Brink
Met je eerste opmerking over interactie tussen farmacon, persoon en context ben ik het helemaal eens, Wim. Ik ben wel terughoudender dan jij als het gaat over het nut van oxytocine. Ik denk namelijk dat stoffen als oxytocine zo gedifferentieerd aangrijpen in de hersenen dat het erg moeilijk zal zijn om te vinden bij wie en op welk moment het gunstig kan werken. Maar dat mag de onderzoekers niet hinderen daarnaar te zoeken. Waar zit het 8-je precies? Dat ecstacy tot forse uitstoot van oxytocine leidt zegt mij voorlopig niet zo veel. Zou dat onder omstandigheden ook juist negatieve effecten kunnen mediëren? Dus ik blijf nog even bij mijn voorzichtige tekst onder ‘een klein schakeltje’, niet alleen voor autisme, maar ook voor andere aandoeningen.